zondag 1 januari 2012

Een glimp


Als ik je herinner, dan herinner ik je zo.

Ik lig naast jou in mijn bed. Je ogen zijn gesloten. Je ruikt naar zoet en zout en wind en strand en zonneschijn. Je lichaam gloeit nog na van de zon. Je open geknoopte strandshirt –zongekleurd maar toch wit- toont je zij en je navel. Met mijn vingers streel ik je en volg ik de bijna onzichtbare striae. Dan klamp je mijn hand tegen je buik.

De wijsvinger van mijn hand ligt op de rand van je navel. Mijn pink ligt millimeters boven het blauwe bikinibroekje dat boven je korte broek uitsteekt. Elke beweging zou een fatale zijn. Ik adem ademloos. Onhoorbaar hap jij naar lucht.

Jezus wat ben ik onnavolgbaar verliefd. Net als een jaar terug kan ik in jou opgaan: me helemaal in jou verliezen. En voor jou is het nooit anders geweest. Wij zijn de niet-te-stoppen kracht en het onbeweeglijke object die in hun paringsdans alle natuurwetten herschrijven. Wij zijn Paris en Helena. Na ons de zondvloed. Wij moeten niet met elkaar omgaan want dan maken we alles stuk om bij elkaar te zijn.

Maar hier liggen we. Ik weet dat ik moet weten dat het over is, maar dat is alles dat ik weet. Ik kijk naar je: hoe je boezem op en neer gaat met iedere zachte ademhaling. Hoe je blonde krullen mijn kussen bedekken. Ik wil je. Ik wil alles. Ik wil je helemaal en voor altijd en ik hoop dat je alsjeblieft nooit meer je ogen open doet en dat dit moment voor altijd mag blijven voortduren. Alsjeblieft Linda..

Eerder deze middag liepen we over het strand. Ik hoorde ze denken: hoort zij bij hem? Die prachtige grote blondine. Lang, krullend en wulps. De wind door haar haren, de zon over haar lichaam, de hele godganse wereld in haar ogen. Wat moest die nu met die dikke jongen.

Ik glimlachte trots en verdrietig.

Je had me opgebeld. Voor het eerst in maanden. Jij was altijd sterker: ik had jou nooit durven bellen. Je belde over koetjes en kalfjes. Over of ik meewilde naar de zee. Dat wilde ik.

En daar liepen we. Jij in een blauw bikinibroekje en een shirt dat boven je middel was vastgeknoopt en je aan moest houden omdat je je bikinitop vergeten was. Onder dat shirt droeg je niets, wist alleen ik. Je rende de zee in, tegen een golf in. Je sloeg om je heen, kroelde en dook onder. Toen je weer bovenkwam wist iedereen het.

Kostbare seconden tikken weg. Je ligt naast me maar dat duurt steeds minder lang. Ik smeek alles dat heilig en verboden is. Nog even maar: nog één seconde langer. Je opent je ogen.

Ik heb je nooit meer gezien. Een half jaar later was je dood.
Mensen die in God geloven hebben jou niet gekend.

Ik loop vaak nog over het strand. Dan hoop ik op een glimp van blauw en wit en blond. Ik zoek jou in iedere vrouw. Maar de kust is onherkenbaar.

Ja ik loop nog vaak over het strand. De eeuwige wind in mijn gezicht, daar voor mijn tranen.


En jij.. Jij kreeg niet eens een open kist.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten